Gebruik kaki’s die rijp zijn, maar nog stevig aanvoelen. Als ze al te zacht zijn, kunnen ze tijdens het drogen uit elkaar vallen. Was de kaki’s grondig onder koud water en droog ze daarna voorzichtig af met een schone doek. Snij de kroontjes en steeltjes eraf.

Snij de kaki’s vervolgens in gelijkmatige plakjes van ongeveer een halve centimeter dik. Probeer ze allemaal ongeveer even dik te maken zodat ze gelijkmatig drogen. Leg de plakjes naast elkaar op een met bakpapier beklede bakplaat of droogrekje. Zorg ervoor dat de plakjes elkaar niet overlappen.

Verwarm de oven voor op ongeveer zestig graden Celsius. Schuif de bakplaat in de oven en laat de deur een klein beetje openstaan zodat het vocht kan ontsnappen. Gebruik eventueel een houten lepel om de deur op een kier te houden. Droog de kaki’s in zes tot tien uur, afhankelijk van de dikte van de plakjes en de vochtigheid van de vrucht. Draai de plakjes na drie tot vier uur voorzichtig om zodat beide kanten gelijkmatig drogen. Controleer af en toe of ze al naar wens zijn. Ze zijn klaar als ze soepel maar niet plakkerig aanvoelen.

Als je een droogoven gebruikt, volg dan dezelfde stappen. Stel de droogoven in op zestig graden Celsius en droog de kaki’s acht tot twaalf uur. Ook hier kun je halverwege de plakjes omdraaien voor een nog beter resultaat.

Laat de gedroogde kaki’s volledig afkoelen voordat je ze opbergt. Bewaar ze in een schone glazen pot of luchtdichte bak, op een koele en donkere plek.