1. Oogsten en voorbereiden

• Knip of snij de takjes bonenkruid net boven een bladoksel af. Kies voor jonge, krachtige scheuten, want die bevatten de meeste smaak. Was het bonenkruid voorzichtig in koud water en laat het uitlekken in een vergiet. Dep het daarna zachtjes droog met een schone doek zodat er geen overtollig vocht achterblijft. Te natte kruiden kunnen gaan schimmelen tijdens het drogen.

2. Drogen

Aan de lucht laten drogen

• Bind de bonenkruidtakjes in kleine bosjes met een stukje keukentouw. Hang ze ondersteboven op een donkere, goed geventileerde plek. Bijvoorbeeld op zolder, onder een afdakje of in een tuinhuis. Zorg dat de lucht kan circuleren en laat ze minstens een week hangen. De blaadjes moeten knisperend aanvoelen als ze klaar zijn. Niet kruimelig, maar stevig en droog.

Drogen in de oven (als het weer niet meewerkt)

• Leg de bonenkruidtakjes los op een rooster of bakplaat. Verwarm de oven op 35 tot 40 graden Celsius en zet de ovendeur op een kier zodat vocht kan ontsnappen. Laat de kruiden zo 2 tot 3 uur drogen, controleer elk half uur. Wanneer de blaadjes droog en broos zijn, haal je ze uit de oven.

3. Na het drogen

• Als de takjes goed droog zijn, trek je de blaadjes met je vingers van de stelen. Gooi de harde stelen weg. Doe de losse blaadjes in schone, droge potten en sluit deze goed af. Etiketteer de potten met de naam en de droogdatum. Bewaar ze op een koele, donkere plek.
• Voordat je het bonenkruid in een gerecht gebruikt, wrijf je een beetje fijn tussen je vingers. De geur zou sterk, peperig en kruidig moeten zijn. Gebruik het met mate: gedroogd bonenkruid is krachtiger van smaak dan vers.