Begin met het grondig wassen van de bleekselderij. Haal eventuele draden van de buitenste stengels en snij de bleekselderij in kleine boogjes. Het is belangrijk dat alle stukjes ongeveer even groot zijn zodat het blancheren gelijkmatig gaat. Zet ondertussen een pan met water op het vuur zodat deze straks zachtjes kan koken.

Blancheer de bleekselderij ongeveer 2 minuten in het kokende water. Dit zorgt ervoor dat de groente wat zachter wordt maar nog steeds stevig blijft. Haal de bleekselderij na deze korte tijd uit het water met een schuimspaan en laat de stukjes uitlekken in een vergiet. Je zult merken dat de geur direct sterker wordt en dat is precies wat je later in de pot terug wilt proeven.

Maak nu de inmaakvloeistof. Breng het water samen met de natuurazijn, suiker en zout rustig aan de kook. Roer totdat de suiker volledig is opgelost en de vloeistof helder wordt. Zodra de vloeistof kookt zet je het vuur laag zodat het zachtjes kan pruttelen. Door het rustig te laten trekken mengt de smaak van zuur en zoet zich mooi, waardoor de bleekselderij straks een evenwichtige smaak krijgt.

Vul de schone potten met mosterdzaad, witte peperkorrels en een kruidnagel. Verdeel daarna de geblancheerde bleekselderij over de potten. Druk de stukjes voorzichtig aan zodat de pot goed gevuld is maar niet gepropt zit. Giet de hete vloeistof met behulp van een schone trechter in de potten tot net onder de rand. Zorg dat alle stukjes onder het vocht liggen zodat er geen lucht aan de bleekselderij komt.

Sluit de potten direct en zet ze in de weckpan. Vul de pan met water tot de potten volledig onder staan en laat ze ongeveer 20 minuten wecken op 90 graden. Laat de potten daarna rustig afkoelen op een schone theedoek. Wanneer je ze hoort klikken weet je dat het vacuüm goed is getrokken. Dit is altijd een fijn moment, omdat je dan weet dat je werk veilig en goed gelukt is.