Begin met het wassen van het fruit. Verwijder eventuele rotte plekjes, snij de appels in stukken en haal het klokhuis eruit. De schil mag blijven zitten. Druiven van de steeltjes ritsen en ook goed spoelen.

Doe het fruit samen in een ruime pan met ongeveer 250 milliliter water. Zet het vuur op middelhoog en laat alles rustig koken met de deksel erop. Roer af en toe door, zodat niets aanbrandt. Laat dit ongeveer twintig tot vijfentwintig minuten zachtjes koken, tot de appels uit elkaar vallen en de druiven hun sap hebben losgelaten.

Neem vervolgens de pan van het vuur. Plaats een zeef of neteldoek boven een grote kom en giet het fruitmengsel daarin. Laat het rustig uitlekken. Als je een neteldoek gebruikt, kun je voorzichtig wringen voor wat extra sap, maar druk niet te hard, anders wordt het troebel. Gooi de pulp weg of gebruik het in appelmoes of compote.

Verwarm het sap nog een keer in een schone pan, voeg eventueel een beetje citroensap toe voor de frisheid en stabiliteit. Wie zoet sap wil, kan nu ook een beetje honing of suiker toevoegen, maar dat hoeft niet. Breng het sap aan de kook en giet het daarna met een trechter direct in de warme, goed gereinigde flessen. Sluit ze meteen goed af.

Laat de flessen afkoelen op het aanrecht. Wie wil kan ze op hun kop zetten, zodat het deksel vacuüm trekt. Dit is optioneel. Let op: sommige metalen deksels kunnen worden aangetast door het zuur van het sap, dus gebruik liever speciale inmaakdeksels die hiertegen bestand zijn.