Was de aardappelen grondig onder stromend koud water. Gebruik een borsteltje als er nog aarde aanzit. Schil ze alleen als je twijfelt over de herkomst of de schil niet schoon krijgt. Snij eventuele groene plekken of uitlopers weg, die wil je niet in je sap.

Rasp de aardappelen met een fijne rasp boven een grote kom. Doe dit in porties als je merkt dat het snel oxideert. Voeg eventueel direct een paar druppels citroensap toe aan de raspmassa, dat houdt de kleur mooi licht. Laat het geraspte mengsel kort staan, zodat het sap zich wat losmaakt van de pulp.

Leg de kaasdoek of schone doek in een zeef boven een tweede kom. Schep het geraspte aardappelmengsel in de doek en vouw de doek dicht. Knijp stevig uit met de hand of leg er een gewicht op om zoveel mogelijk sap uit te persen. Laat het sap daarna nog een kwartier rusten in de kom. Er vormt zich een dun bezinksel op de bodem. Giet daarna voorzichtig het heldere sap af zonder het bezinksel mee te nemen.

Giet het sap via een trechter in twee gesteriliseerde flessen. Sluit ze goed af en zet ze direct in de koelkast als je ze niet direct gebruikt. Label de flessen met datum en inhoud, zodat je weet hoelang je ze kunt bewaren.